Mariette Wijne

Amsterdam, 2 juli 2019

Visite

Na een halfjaar durf ik het aan om door mijn oude straat te fietsen. Ik ben niet alleen. Een vriendin fietst met me mee. Terwijl ik op een emotioneel afstandje naar mijn oude benedenwoning kijk, tuurt zij er naar binnen en doet verslag van wat ze ziet. 
'Er staat een longboard in je kamer. Er hangt een gitaar aan de muur. Ik zie een paar van die gewichten liggen.' Wat ik zelf zie, is dat de tijdelijke bewoner geen moeite heeft gedaan om mijn rolgordijnen op te rollen. In plaats daarvan heeft hij (of zij) een knoop in de stijve stof gelegd. Ik had natuurlijk een gebruiksaanwijzing achter moeten laten. 'Pak een stoel. Rol gordijn naar boven door voorzichtig de stang tegen de weerstand in te draaien.' Zo deed ik dat een jaar of tien, nadat de optrekkoordjes stuk waren gegaan. 
Uit al die andere gesloten en gordijnloze ramen lees ik af dat de meeste bewoners vertrokken zijn. Een kozijn van een beganegrondwoning is gesmolten. Op de stoep zit een roetplek waar een brandende scooter heeft gestaan. 
Ach Kramatje toch. 
Zo noemden buurvrouw Marleen en ik onze geliefde uithoek van de stad. We leerden elkaar kennen via haar Poes die bij mij onderdak zocht nadat zij was gaan samenwonen met haar vriend en zijn kater. Na de breuk ging Poes terug naar huis, maar hielden Marleen en ik contact. Geen grotere fans van de Kramatweg dan wij tweeën. We konden uren over onze buren praten. Over de dikke jongen met de hese stem. Over haar bovenburen die al kettingrokend luiertaarten fabriceerden. Over mijn Irakese buurman die Arabisch, Turks en plat Amsterdams sprak. Over de ratten. En over de komende sloop. 

Zij kreeg een vriend die wel door Poes werd geaccepteerd en beviel tot haar vreugde nog in de Kramatweg van haar eerste kind. Nu wonen we allebei in een fatsoenlijk huis. Met functionerende ramen en deuren. Maar zonder Marokkaans gezang, zonder Turkse meisjes in suikerjurken en zonder een zachtaardige pakjesbezorger die zwetend langs de huizen draaft. Met Kerst lieten Marleen en Lex op hun adres voor hem een pakje met lekkers bezorgen. Dat zie ik mijn nieuwe buren nog niet doen. 
Sinds ik zeker weet dat mijn nieuwe huis mijn nieuwe thuis niet is, hemel ik de Kramatweg nog verder op. Daar wist ik bijvoorbeeld wanneer de ramadan begon en eindigde. Daar zag je tenminste nog bejaarden op straat en mensen die de tram naar hun werk moesten halen. Vandaaruit fietste ik hup-hup langs het Amsterdam-Rijnkanaal zo naar Driemond, Abcoude en Ouderkerk. Of naar Muiden, Muiderberg en de kringloopwinkel in Naarden. En dan s'avonds nog een rondje lopen langs het Nieuwe Diep. 

Allemaal dingen die ik ook vanuit mijn nieuwe huis kan doen. Het is immers maar een kwartiertje fietsen naar het Flevopark. Maar het zou toch voelen alsof ik op visite ben. 

Amsterdam, 6 december 2018

Tast

Als het aan mij had gelegen, was ik tot aan mijn dood in de Kramatweg blijven wonen. Veilig weggestopt in de zoom van de stad. In een huis dat op geen enkele route lag. Zelden kreeg ik onverwacht bezoek (helemaal zeker weten doe ik dat niet, want mijn bel was al jaren kapot.) Niemand wist hoe ik mijn dagen sleet. En dat beviel mij goed. 
Maar het lag niet aan mij. De tijd heeft 43 huishoudens uit hun woningen gedrukt. Fundamenten verzakten, gevels scheurden en de woningbouwvereniging liet het erbij zitten. Op de eerste bewonersavond die ons moest informeren over de renovatie- dan wel sloopplannen, probeerde de coöperatie onze sentimenten te peilen. Ze hadden twee grote vellen papier opgehangen. Eentje met een lachende emoji erop en eentje met een treurende. De aanwezige bewoners werd gevraagd positieve en negatieve kenmerken van hun woning en onze straat op te sommen. Zelfs op het positieve vel had iemand 'Sloop!' met een hoofdletter en uitroepteken gezet. 
En sloop werd het. Of wordt het. Nadat alle bewoners zijn herplaatst. We zijn gelabeld als urgent. Dat wil zeggen dat we de beschikking hebben gekregen over een toverstaf. Ik zag een huis op het Entrepotdok. Tikte het aan. En toen was het van mij. Twee weken geleden ben ik verhuisd van mijn mollenhol naar een ooievaarsnest. Mijn ogen moeten wennen aan het licht. Ik zie dingen die ik eerder niet zag. De bladeren van een plant waarmee ik al tien jaar het leven deel blijken rode contouren te hebben. Een prachtig gezicht. Het schokkende besef. Dat ik zestien jaar op de tast heb geleefd. 

Amsterdam, 29 oktober 2013

Aangenaam

In tijden van onrust en twijfel zijn er twee dingen die je kunt doen. Naar De Kringloper in Naarden fietsen of naar Het Juttersdok hier om de hoek lopen. Lui als ik ben, koos ik voor het laatste. Omdat ik er al tien jaar kom, weet ik dat deze kringloopwinkel annex sociale werkplaats niet meer is wat ie ooit was. Sinds de komst van de nieuwe groepsleider is het er een grote bende. De herinrichting van de begane grond geeft blijk van zijn schokkend kleine retailtalent. Serviesgoed staat sinds kort tussen de kleren en slordig neergezette meubels blokkeren de rest. Ook werken er te veel mensen die niet weten wat ze moeten doen. Naast de schoenen, op een laag krukje, zit meestal een grote Ghanese vrouw voor zich uit te staren. Achter de toonbank staat vaak een kleine Chinees die om de haverklap naar buiten loopt om een trekje van zijn sigaar te nemen. Die wanorde werkt verlammend. Ik heb er al lang niks meer gekocht. Maar het Juttersdok heeft nog een verdieping, waar de elektrische apparaten, langspeelplaten en boeken staan. Op zoek naar je ne sais quoi ging ik naar boven. Halverwege de trap kwamen koffiegeur en Franse jazz me tegemoet. Boven was het warm. Vermoedelijk doordat er zoveel mensen waren. De meerderheid was man. Ze zaten rustig in oude National Geographics te lezen of stonden in boeken over motoren/vissen/vliegtuigen te bladeren. De broederlijke sfeer werkte heel rustgevend. En toen vond ik ook nog een boek waar ik al lang naar op zoek ben: Het taaie ongerief van Theo Thijssen. Het kostte één euro, de koffie vijftig cent. Wat wil ik nu eigenlijk zeggen? Dat ik zo'n goed humeur van deze mancave kreeg. Misschien heeft de nieuwe baas nog geen weet van deze verdieping? Alles is er precies zoals het moet zijn. 

Amsterdam, 28 oktober 2013

Storm?

Soms weet ik niet wat ik zie. Was ik vandaag nou getuige van de zwaarste storm sinds 2007 of dacht ik dat maar door het dreigende 'alarm rood' van het KNMI? Rond negenen leek het allemaal wel mee te vallen. Speciale stormreporters hadden het op de radio over rondvliegende plastic zakjes en ook op teletekst waren nog geen doden of gewonden gevallen. Tot zover niets nieuws. Maar rond een uur of tien waaide de poes over de schutting en brak een conifeer moeiteloos in tweeën. Een uur later viel er een boom op de ingang van het naburige bejaardenhuis. Een hele opluchting. Eindelijk eens het weer waarvoor gewaarschuwd was. Rond vijven ging ik poolshoogte nemen in het Flevopark. Daar was een populier op de speeltuin gevallen. De kluit met wortels torende metershoog boven de glijbaan uit. Er scharrelden wat ouders en kinderen rond als was het een gemiddelde herfstdag. Lachend, en onverschillig voor het grote lijden rondom hen. Het hele park, ik zeg het hele park lag bezaaid met bezweken bomen. En iedereen deed vreemd genoeg alsof dat niet zo was. Hondenuitlaters klauterden behendig over reuzenstammen en wandelaars wurmden zich al telefonerend onder takken door. Zelf werd ik ook gebeld. De beller vertelde wat hij vandaag zoal had meegemaakt. Alledaagse frustraties en irritaties werden uit de doeken gedaan, maar hij zei geen woord over de zwaarste storm sinds zes jaar. Toen ik hem ernaar vroeg, zei hij wat hij altijd zegt over aangekondigd noodweer: 'zwaar overtrokken.' Morgen toch nog eens in het park kijken. Misschien heb ik het me allemaal ingebeeld. De poes maakt het overigens goed, iets wat moeilijk gezegd kan worden van de duif waarmee ze in botsing kwam. 

Amsterdam, 18 september 2013

Honger

Iemand die ik bewonder, schreef ergens dat hij voorbeelden nodig heeft om te kunnen leven. 'Anders lukt het niet.' Dat vond ik een verheugend bericht. Sindsdien doe ik anderen na zonder mij daarvoor te schamen. Toen ik hoorde over een schrijfster die in bed de ene bestseller na de andere schrijft, besloot ik er zelf ook wat langer in te blijven liggen. Dit 'nieuwe werken' bevalt me prima. Het is niet alleen beter voor mijn rug, het scheelt ook nog eens in de stookkosten. Gister lag ik lekker te tikken, toen er omstreeks twaalf uur werd aangebeld. Ik krijg zelden bezoek, laat staan onaangekondigd. Het moest de pakketbezorger zijn. Wekelijks belt hij bij mij aan met dozen die voor mijn bovenbuurvrouw zijn bestemd. Zij werkt overdag buitenshuis maar maakt s'avonds cupcakes in professionele hoeveelheden. Daarvoor heeft ze kilo's felgekleurd marsepein nodig die ze op internet bestelt. Als zij er niet is, belt hij bij mij aan. Deze man heeft een zacht gezicht, dat contrasteert met de scherpe haast die hij altijd heeft. Sinds ik weet dat hij per afgeleverd pakketje wordt betaald, kan ik zijn snelle praten en vlugge handelen beter plaatsen. Hoe meer leveringen hij doet, hoe hoger zijn inkomen aan het eind van de maand zal zijn. Als ik niet op zou staan, zouden zijn kinderen in feite minder te eten hebben. Hun van honger vertrokken gezichtjes en van tranen natte handjes duwden me uit bed. In ochtendjas, met nachthaar, ruikend naar God weet wat deed ik de voordeur open. De man was zichtbaar aangedaan. 'Sliep u nog?' Vroeg hij verschrikt. 'Nee, ik ben aan het werk.' Gehaaster dan anders zette hij twee dozen voor me neer. Voor alle duidelijkheid maakte ik nog wat slordige typbewegingen in de lucht. Te laat, tevergeefs, voor ik was uitgetikt hoorde ik zijn vrachtautootje scheurend de hoek om gaan. 

Amsterdam , 7 oktober 2012

Why he moves me

Zaterdagavond. Een uur of half zeven. De zon is onder. De lichten in de keukens zijn een voor een aangegaan. Gedempt gekletter van bestek dat uit laden wordt gehaald. Pannen die op het vuur worden gezet. Kastjes gaan open en dicht. Een baby huilt. Stemmen breien een taal die ik niet spreken. En dan klinkt op deze zachte herfstavond opeens kristalhelder I Don't Know How to Love Him door de binnentuin. Yvonne Elliman. Jesus Christ Superstar. Alleen dit nummer. Verder niks. Ik vermoed dat het wordt gedraaid door dezelfde buurtbewoner die sinds een aantal weken midden in de nacht obscure soulnummers draait. Te hard om te negeren. Te mooi om je raam voor dicht te doen. Het is altijd een vrouw die zingt. Altijd één liedje. Als een diepe zucht. Iets wat er hoe dan ook uit moet. 

Amsterdam , 30 augustus 2012

Samosa

De zon schijnt. Er waait een fris windje. 'Weer om in bed te blijven liggen,' zegt de kleine Hindoestaanse meneer die twee jaar geleden de buurtsuper overnam. Zijn dagelijkse klimaatopmerkingen verraden een voorkeur voor tropische temperaturen. Achter de kassa hangt dan ook een luidruchtige, elektrische voorstelling van een strand met wuivende palmen en aanrollende golven. De man wordt af en toe bijgestaan door zijn mooie vrouw in winterjas, zijn dito dochter en vriendelijke zoon. Deze drie springen bij in tijden van drukte. Ik heb ze al een poos niet gezien. De zwijgzame hulp die met oosters geduld boterhamzakjes met daarin één croissant dichtknoopt is er altijd. In de afgelopen twee jaar werd de winkel schoner maar ook leger. Het zuivelschap is gehalveerd. De broodcounter beslaat nog maar één plank. En er is bijvoorbeeld geen oplosespresso meer te krijgen. Wel staat aan het eind van de boodschappenband soms een schaal met nog warme deegflapjes (vijftig cent per stuk). Hoe smakelijk die ook zijn, hoezeer de nieuwe uitbater zijn best ook doet: ik mis de vorige eigenaars. Drie oudere zussen en een nog oudere broer, die spontaan in samenzang konden uitbarsten. Daar bij die molen, was favoriet. Maar dat was vóór de jongeman met hippe bril op de winkelvloer verscheen. Je zag hem alleen op zaterdagochtend en ik ben er nooit achtergekomen of dit een familielid was met plannen om de zaak over te nemen of een afgezant van het Spar-concern met de opdracht om orde op zaken te stellen. Ik denk het laatste, want hij zei vaak dat het sneller kon (scannen, afrekenen enzo). Achteraf gezien betekende de komst van deze fris gedouchte gozer het begin van het einde. De zussen zijn weg. De broer is weg. Hun rolrekken met bloeiende plantjes zijn verdwenen. In plaats daarvan is er dus weleens samosa en ook eigengemaakt gemberbier. Een nieuw begin van een ander einde, ben ik bang. 

Amsterdam, 22 augustus 2012

Vergissing

Rond half zeven gaat de bel. Ik doe het licht aan in de gang en de voordeur open. Daar staat ze weer. De oudere mevrouw met hoofddoek en plastic tas die zich in het huis vergist. Ik kijk naar haar, zij naar mij en dan duurt het best lang eer ze in de gaten heeft bij het verkeerde huisnummer te hebben aangebeld. Soms staat ze al half binnen voordat ze voelt dat er iets niet klopt. Ze tuurt naar mijn naambordje en doet een paar stappen achteruit om van een afstandje het portiek te bekijken. Kennelijk bevat de gevel van mijn huis meer informatie dan mijn verschijning. Lijk ik wellicht op het gezochte familielid? Of denkt ze dat ik van de thuiszorg ben? Wanneer het tot haar doordringt dat die vrouw in korte broek en geruite bloes niet is wie ze zoekt, begint ze als een kind te lachen. Ze heeft plezier in haar vergissing. En ik heb plezier in dit kleine warhoofd. Als we allebei genoeg hebben gelachen houden we elkaars handen vast en wensen elkaar nog een goede avond. Dat van die handen is nieuw en wat mij betreft voor herhaling vatbaar. 

Amsterdam , 21 augustus 2012

Schade

Tegenover een bejaardenflat wonen heeft ook voordelen. Het verloop is er zo groot dat regelmatig halve of hele huisraden bij de ondergrondse afvalcontainers staan. Meestal troep. Soms een juweel. Zoals dat klepbureautje in de stijl van Pastoe. Ik had al een voorbijganger gecharterd om me te helpen dragen. Terwijl ik de laden uit het meubel haalde, klonk vanuit een appartement op de derde verdieping een harde stem die vloekte dat ik er met mijn fikken vanaf moest blijven. Dat was zijn bureau. Dat had hij nodig om aan te schrijven. En er was al iemand onderweg naar beneden om het op te halen. Die iemand was – ik kan het niet helpen – een tandeloze junk van circa 42 kilo. Toe maar, dacht ik, het is voor jullie. Vorige week hoorde ik opnieuw die klok van een stem. De man stond wijdbeens op zijn balkon met zijn handen aan de reling een bevlogen toespraak te houden. Wat hij het nagenoeg lege plein toevertrouwde valt met geen mogelijkheid te herhalen. Maar de woorden God, Jezus en Tien Geboden kwamen meer dan eens voorbij. Met een Reviaanse welsprekendheid wenste hij een bejaarde mevrouw die voetje voor voetje het plein overstak een verblijf toe in de hel, en meer van dat soort ellende. Bedoelde hij met 'schrijven' de voorbereiding van zijn preken? Brengt het bureau zijn creativiteit op gang? Het lijkt er in elk geval op dat hij zijn vorm heeft gevonden, want gister was het weer raak. Een vrouw (jawel) met twee volle Albert Heijn-tassen werd vanaf het balkon op driehoog uitgescholden voor Hoer van Babylon die boodschappen voor de Duivel doet. Sommige omstanders konden erom lachen. Ik niet zo. Vanwege die vrouw en vanwege dat bureau, waarop op de rand van de klep natuurlijk zelfgemaakte sigaretten liggen te smeulen en onherroepelijke schade toebrengen aan het kwetsbare hout.