Amsterdam, 30 mei 2015
Balen
Vanwege een onomkeerbare hoofdpijn ging m'n voorleessessie tijdens de boekennacht niet door. Het thema was OPSTAND! Ik wilde iets doen over revolutie en mode en zou iets vertellen over het adidaspak van Fidel Castro en mijn eigen gebrek aan timing als het op actievoeren aankomt. Het spijt me dat de avond in het water is gevallen. Maar je kunt wel dit T-shirt bestellen. Voor iedereen die net als ik achter de feiten aanloopt en moeite heeft om bij te blijven.
Amsterdam, 2 juni 2013
Een baard?
Sinds mijn broer er niet meer is, kan ik hem niets meer vragen. Dat is niet leuk. Mijn broer had geschiedenis en aardrijkskunde gestudeerd en wist behalve alles ook nog eens heel veel over voetbal en de Tour de France. Onderwerpen waar iedereen altijd wel iets meer over wil weten. In tegenstelling tot boulimia of het taalscepticisme van Carry van Bruggen, daar wordt zelden enthousiast op doorgevraagd. Maar daar gaat het nu niet over. Het gaat over mijn broer. En dat ik hem mis. Ik zou hem elke dag willen bellen en vragen wat hij hier of daar van vindt. Syrië, Ajax, Anouk, Fyra enzovoort. Ook ben ik benieuwd naar de smartphone die hij gekozen zou hebben. Mijn broer was dol op technische snufjes. Hij had al een BlackBerry en crème-brûlée-brander voordat ik pap kon zeggen. Mijn broer stond al moleculair te koken toen iedereen nog in Jamie Oliver geloofde. En dat met één arm! Ik denk dat hij voor een iPhone zou zijn gezwicht. En voor een iPad. En ik weet wel zeker dat hij een Pebble zou hebben besteld. Waar ik minder overtuigd van ben, is of hij ook een baard zou hebben gehad. Trendgevoelig als ie was zou hij het zeker overwogen hebben. Maar hij was ook een irritante dwarsligger met een zwak voor the second best. Jan Ulrich. België. Feijenoord. Op baardgebied heb je het dan over een snor. Een snor? Hij? Nee! Misschien toch een baard? Dit maakt me verdrietig. Dat ik hem niet kan vragen of hij voor een baard of voor een snor zou zijn gegaan.
Schellingwoude, 23 mei 2013
Seringen (het been)
Al die bloeiende seringen doen me aan mijn oma denken. Zij had een reusachtige witte seringenboom die bloesem droeg van middel tot kruin. Om het volgende voorjaar weer zo'n volle boom te hebben, moest elke verdorde bloem eruit worden geknipt. In de zomer van 1978 vroeg ik een vriendinnetje om mij daarmee te helpen. Ze kwam uit Dinteloord en was krankzinnig goed in atletiek. We zouden iets krijgen, ik bedoel: geld voor het snoeien. Hoeveel, dat weet ik niet meer, maar ik weet nog wel dat zij tijdens het bij elkaar vegen van het witte snoeisel op het erf van mijn grootouders een muntje van Willem III vond. Ik was betoverd. En heel jaloers. Hierbij vielen mijn dubbeltjes en kwartjes van Wilhelmina in het niet. Misschien dat ik ze daardoor slordiger begon op te bergen. In elk geval heeft mijn moeder ze ooit in de ochtendhaast meegegeven aan mijn oudste broer die er op het station een krant voor kocht. En mijn gouden tientjes zijn drie maanden geleden door vier mannen in donkere trainingspakken gestolen. Daarmee is mijn magere muntenverzameling in zijn geheel verdwenen. Op de felle herinnering aan dat muntje van Willem III na. Elk voorjaar moet ik er weer aan denken. Gisteren kwam daar voor het eerst een verlangen naar een metaaldetector bij. En mijn oma? Waar is die in dit verhaal? Die staat in haar lage keukentje een varkenshaasje in roomboter te braden. Niet voor ons, maar voor de hond.
Amsterdam, 4 april 2013
Game of Thrones
Ik weet dat het altmodisch is, maar ik kijk graag naar tv. Ik kijk zelfs naar Omroep Max. Gisteravond zag ik bijvoorbeeld Krasse Knarren. Simpel script: vijf bejaarden die in de jaren zeventig op de toppen van hun kunnen waren, leven één week samen in een retro-huis met als doel er jonger uit te komen. A hell of a job als je het mij vraag, want de een is kromgegroeid (oud-minister Bram Stemerdink), de ander heeft jicht (oud-acteur Bram Biesterveld) en een derde heeft niemand nodig (oud-comedienne Nelly Frijda). De overige twee zijn oud-danser-choreograaf Barry Stevens en oud-calypsozanger Oscar Harris. Tijdens de eerste aflevering, gisteravond, werd meteen al duidelijk dat we het van die laatste twee moeten hebben. Qua spanning dan, want Eros en Thanatos oftewel Libido en Mortido. Barry wil onophoudelijk over verlies en verdriet praten, terwijl Oscar armpje wil drukken of op een andere manier zijn viriliteit tonen, bijvoorbeeld door heel vroeg op te staan om vers brood te bakken. En dan hebben we het niet over een voorgebakken stokbrood in de oven schuiven, maar over kneden, stompen en wachten tot het deeg voldoende gerezen is. Dus toen Barry, nog in ochtendjas, over zijn prille prostaatkanker begon en over 'de enowme eenzaamheid die in mijw is gegwoeid,' wilde Oscar daar niets van weten. 'We gaan toch niet depri doen,' zei hij op commandotoon, waarna hij zijn ivoorwitte carnivoorsgebit in een groene appel boorde. 'Wijw moewten toch over alles kunnen pwaten,' probeerde Barry nog, maar daar was Harris het helemaal niet mee eens. Met niks trouwens. Om bang van te worden. Het interessante is dat macho Oscar veel meer issues lijkt te hebben dan homoman Barry. Het duurde namelijk wel twee minuten voordat de Surinaamse zanger zichzelf herkende op een foto waar hij als enige, en vanaf zijn broekriem (naar boven), opstaat. Ook zijn eigen trouwfoto leek geen enkel lichtje te doen branden. Benieuwd of hij aan het eind van de logeerweek zijn echtgenote wel herkent. En zo is er nog meer om naar uit te kijken. Bram Stemerdink gaat op zijn kinderviooltje spelen, Bram Biesterveld gaat tapdansen – ja, met die jichtvoeten – en Nelly laat haar hondje uit. En Barry's gevecht om aandacht natuurlijk, ook dat wil ik niet missen. Ik geef het niet graag toe, maar ik identificeer me het meest met hem. Hij brengt iedereens koffer naar boven, schenkt koffie en vraagt hoe het gaat. Terwijl hij natuurlijk niks liever wil dan dat zijn koffertje gedragen wordt en iemand hem vraagt hoe hij erbij zit. En dan niet Nelly of een van de twee Brammen, maar Oscar. Barry wil aandacht van Oscar. Dat snap ik heel goed. Ik wil er dan ook getuige van zijn als hij dat voor elkaar bokst. Woensdagavond, 20.30 uur. Retespannend.
Amsterdam, 17 juli 2012
Bloggersblock
Ik moest en zou een blog. Dat houdt me van de straat, was de achterliggende gedachte. Nu heb ik er een en doe ik er niks mee. Aan onderwerpen ontbreekt het niet. Het is de lezer die ik mis. Bij andere ‘opdrachten’ weet je voor wie je schrijft. Je neemt die lezer in gedachten, en hup daar ga je. Maar wie leest dit blog? Geen mens. En dat maakt het op zijn zachtst gezegd lastig om scherp te blijven. Vorige week liep ik van huis naar Rust en Vreugd en zag onderweg een oeroud tafereel. Mannen die langs de kant van het Amsterdam-Rijnkanaal met meterslange bundels riet liepen te sjouwen onder toeziend oog van een of andere opzichter. Een beeld uit een andere tijd. Wie denkt dat alles volautomatisch is en niemand zich nog in het zweet hoeft te werken, heeft het mis. Er zijn mannen die als ze ’s avonds van hun werk komen stinken en spierpijn hebben. Niet veel, maar toch. Tweehonderd meter verder, bij de Oranje Sluizen, voer een platbodem gevuld met schroot door de sluis. Autodeuren, wasmachines en fietswrakken lagen meters hoog opgetast. De jongen die de boel bij elkaar moest houden leek op een mijnwerker uit Joris Ivens’ Borinage. Die twee beelden: mannen met riet, mannen met ijzer. En het idee dat het er aan de rand van de beschaving nog primitief aan toegaat: dat is blogmateriaal. Maar dan moet ik de foto’s van mijn toestel halen, die op de goeie plek zien te krijgen en vervolgens de wereld insturen. Zoveel handelingen ter illustratie van zo’n kleine ingeving, dat gaat mijn krachten te boven. Mijn magere blog heeft bij nader inzien dus niet met de afwezige lezer maar met mijn eigen lamlendigheid te maken. Weer wat geleerd.
Amsterdam, 12 juli 2012
Late adopter
Heb voor het eerst van mijn leven iets op Marktplaats gezet en schrijf daarover in een 'blog' dat twee maanden oud is (en nog schrikbarend leeg). Terwijl anderen dertien jaar geleden al zijn binnengelopen met het doorverkopen van tweedehands kinderkleren, heb ik met moeite een advertentie voor een gevelkacheltje geplaatst.
Niet alleen het gemak van Marktplaats en blog ontdek ik belachelijk laat, te laat zou je kunnen zeggen. Ik dub over de aanschaf van een i-Pod, moet Het diner van Herman Koch nog lezen en heb pas afgelopen weekend serie 5 van Six Feet Under gezien. (Al die tijd leefde ik in de gelukkige veronderstelling dat Nate nog leefde.)
Toch ben ik niet altijd zo traag geweest. In 1972 behoorde ik tot de drie meisjes die als eerste een broek droegen op hun Heilige Communie. Mijn moeder zat trouwens als eerste vrouw van ons dorp in een overall op een paard en mijn zus liep als eerste een clubrecord dat meer dan drie jaar stand hield. Ik kom verdorie uit een familie van pioniers!
Wat is er gebeurd sinds dat gele broekpak? Ik ben achterop geraakt. Hoe sneller de wereld draait. Hoe trager ik word. Van mij mag alles blijven zoals het is. Of soms gewoon weer terug naar hoe het was.
Op het zonveld van het Flevoparkbad bij mij om de hoek staan sinds een week tenten. Er is een noodcamping gemaakt, die wel eens een permanent karakter zou kunnen krijgen. Toerisme is immers heilig voor Amsterdam. Op de poort van het zwembad hangt een gelamineerd postertje dat waarschuwt voor het oprukkende gevaar: ‘Het 50 meter bad moet blijven.’ Dat vind ik ook. Daar wil ik zelfs de straat voor op. Ook al is het in zomers als deze zeer onrendabel, waar vind je nog een zwembad als in 1972? Met badmeesters in korte witte tennisbroeken en een snoeploket waar je schuimblokken en zure matjes kunt kopen? Niet dat er veel mensen gebruik van maken. Maar dat is juist de charme van dit buitenbad aan de rand van Amsterdam. Misschien is dat een definitie van waarde? Iets waar maar weinigen op inloggen. In die zin zijn dit blog en mijn Super SER-kachel goud waard. Beide ontvingen nul reacties tot nu toe.